Zondag, 01/10/2023 - 09:20

Tag: Boek III. Het jaar 1817

Hoofdstuk I. Het jaar 1817

1817 is het jaar, dat Lodewijk XVIII, met een zeker koninklijke aanmatiging, het twee-en-twintigste zijner regeering noemde. In dit jaar was mijnheer Bruguière de Sorsum een beroemdheid. Al de winkels der kappers, die hun hoop op den terugkeer van het haarpoeder hadden gevestigd, waren hemelsblauw...

Hoofdstuk II.  Een dubbel viertal

Een dezer Parijzenaars was van Toulouse, een andere van Limoges, een derde van Cahors en de vierde van Montauban; maar zij waren studenten, en al wat student is, is Parijzenaar; te Parijs studeeren is te Parijs geboren zijn. Deze jongelieden waren onbeduidend; iedereen heeft zulke wezens gezien;...

Hoofdstuk III. Vier paren

Wat vijfenveertig jaren geleden een landelijke partij van studenten en grisettes was, kan men zich tegenwoordig moeielijk voorstellen. Parijs heeft niet meer dezelfde omstreken; de gedaante van hetgene men het leven om Parijs zou kunnen noemen, is sedert een halve eeuw geheel veranderd; waar toen...

Hoofdstuk IV. Tholomyès is zoo vroolijk, dat hij een Spaansch lied zingt

Deze dag was van ’t begin tot het einde als ’t morgenrood. De geheele natuur scheen feest te vieren en vroolijk te zijn. De bloemperken van Saint Cloud vervulden alles met hun geuren; het koeltje, dat van de Seine overwoei, bewoog zacht de bladeren; de takken gesticuleerden in den wind; de...

Hoofdstuk V. Bij Bombarda

Toen men zich met de Russische bergen genoeg vermaakt had, dacht men aan den maaltijd; en het gelukkig achttal, eindelijk een weinig vermoeid, had in de herberg Bombarda zijn anker laten vallen. ’t Was een tweede etablissement van den vermaarden gaarkok Bombarda, wiens uithangbord men toen in de...

Hoofdstuk VI.  Een hoofdstuk, waarin men aanbidt

Tafelgesprekken en liefdekout; de eerste zijn evenmin weder te geven als de tweede; liefdekout is een wolk, tafelgesprekken zijn dampen. Fameuil en Dahlia neurieden; Tholomyès dronk, Zephine lachte, Fantine glimlachte; Listolier blies op een houten kindertrompetje, dat hij te Saint-Cloud had...

Hoofdstuk VII. De geestigheid van Tholomyès

Terwijl nu eenigen zongen, praatten de anderen luid door elkander; ’t was een rumoer, waarvan men niets onderscheiden kon. Tholomyès kwam tusschenbeide, en zeide: „Laten we niet allen door elkander spreken en schreeuwen; en niet zoo wild. Laten we nadenken, zoo wij met genoegen willen gehoord...

Hoofdstuk VIII. De dood van een paard

„Men dineert beter bij Edon dan bij Bombarda,” riep Zephine. „Ik geef aan Bombarda de voorkeur boven Edon,” verklaarde Blachevelle. „’t Is er prachtiger, ’t is er meer Oostersch. Zie slechts de benedenzaal. Er zijn spiegels in de wanden.” „Ik heb liever dat mijn bord een spiegel...

Hoofdstuk IX. Vroolijk einde der vreugd

Toen de meisjes alleen waren, gingen zij twee aan twee, op de ellebogen geleund, voor de ramen staan, en praatten van het eene raam tot het andere met elkander. Zij zagen de studenten gearmd de herberg uitgaan; dezen keerden het hoofd om, wenkten de meisjes glimlachend toe en verdwenen in dien...